Donatieprocedure organen
Hoe verloopt de procedure voor orgaandonatie? Op deze pagina vind je stap voor stap uitleg en alle informatie die je nodig hebt.
1. Mogelijke donor? Raadpleeg het Donorregister
Orgaandonatie vindt altijd in het ziekenhuis plaats. De procedure kan starten als duidelijk is dat verdere medische behandeling zinloos is en de patiënt komt te overlijden.
Meestal gaat het om patiënten op de intensive care (IC). Maar denk ook aan orgaandonatie bij een patiënt met een infauste prognose op de spoedeisende hulp (SEH). Het kan voorkomen dat er een casus is op de afdeling neurologie. Hierover kun je met de ODC overleggen.
- Voor kinderen onder de 18 jaar is er het protocol Kind als donor.
- Voor orgaandonatie na euthanasie zijn aparte richtlijnen.
•Infauste prognose? Raadpleeg het Donorregister
Heb je als arts op de acute as (IC en SEH) te maken met een infauste prognose? Bel dan het Orgaancentrum (OC) voor het raadplegen van het Donorregister, ook bij twijfel. Dit kan 24 uur per dag. Voor de raadpleging is een BIG-registratie nodig. Een arts kan de bevoegdheid om te raadplegen ook aan een werknemer zonder BIG-registratie overdragen.
Bel het Orgaancentrum (24/7)
Gegevens die je nodig hebt voor raadpleging van het Donorregister
- Behandeld arts: BIG-registratienummer en telefoonnummer.
- Patiënt: burgerservicenummer (BSN), geslacht, voorletter(s), achternaam en geboortedatum.
Wat vraagt het Orgaancentrum bij raadpleging?
Het Orgaancentrum raadpleegt het Donorregister. Staat er een ‘Nee’ in het Donorregister? Dan is er geen donatie mogelijk en wordt het telefoongesprek beëindigd. Bij de andere registraties in het Donorregister doet het Orgaancentrum een korte check op de contra-indicaties.
Contra-indicaties en voorwaarden
- Is er nog sprake van circulatie? Dit is een voorwaarde voor orgaandonatie.
- Is er sprake van een onbehandelde maligniteit? Als dat zo is kan orgaandonatie niet doorgaan. Uitzonderingen zijn huid- of hersentumoren.
Er spelen nog meer factoren mee om de medische geschiktheid van een orgaandonor te bepalen. Die bespreek je later met de orgaandonatiecoördinator (zie hieronder).
Orgaandonatie niet (meer) mogelijk?
Denk dan aan weefseldonatie, want dit kan nog wel mogelijk zijn. Ga naar de weefseldonatieprocedure.
•Potentiële orgaandonor? Orgaandonatiecoördinator helpt direct
Is er na deze korte check van het Orgaancentrum mogelijk sprake van orgaandonatie? Dan zorgt de medewerker van het Orgaancentrum ervoor dat de raadplegend arts in contact komt met de orgaandonatiecoördinator (ODC). Dit telefoongesprek is nog vóór het slechtnieuwsgesprek, omdat naasten soms zelf al orgaandonatie ter sprake brengen.
De ODC is gespecialiseerd in de orgaandonatieprocedure en kan de volgende onderwerpen met je doornemen:
- Medische geschiktheid voor orgaandonatie
- Logistieke planning van de procedure
- Juridische aspecten: rechtsgeldigheid registratie, wilsonbekwaamheid en niet-natuurlijke dood
- Donatiegesprek: samen voorbereiden en eventueel hulp tijdens het gesprek (op locatie of telefonisch)
Maak gebruik van deze expertise om goed voorbereid het gesprek met de naasten te voeren.
Uitgebreide informatie
Meer weten over donorherkenning en het raadplegen van het Donorregister?
Modelprotocol Donorherkenning
2. Donatiegesprek over organen
Is donatie mogelijk? Voer dan een donatiegesprek, waarin je de naasten van een potentiële donor informeert over de registratie in het Donorregister. Ook geef je uitleg over de procedure.
De informatie hieronder gaat over de meest voorkomende situatie: een potentiële donor van 16 jaar of ouder die wilsbekwaam is. In het Modelprotocol vind je instructies voor wilsonbekwaamheid op het moment van registratie.
•Zoek je tips voor het weefseldonatiegesprek?
Gaat het (ook) om een weefseldonor? Bekijk de tips om deze procedure goed uit te leggen aan naasten.
Uitleg per registratie
De registratie van de potentiële donor in het Donorregister is leidend voor het gesprek. Bekijk per registratie hoe je het gesprek voert.
Ja, ik wil donor worden
•Hoe bespreek je de 'ja'-registratie?
Een ‘ja’-registratie is een actieve keuze. De potentiële donor heeft zelf gekozen voor donatie.
- Informeer de naasten over de registratie.
- Vraag de naasten of ze weleens over donatie gesproken hebben met de potentiële donor.
- Geef uitleg over de procedure.
- Bekijk de animatie hieronder en gebruik de voorbeeldzin om de registratie uit te leggen.
•Met wie voer je het gesprek?
Het gesprek voer je in de praktijk meestal met de directe familie. Denk aan de partner, kinderen of broer/zus. Zijn deze niet bereikbaar? Probeer dan de donatie uit te stellen totdat er wel iemand bereikt is.
Volgens de wet is het ook toegestaan om naasten te informeren. Dit zijn alle mensen die een (grote) rol spelen in het leven van de patiënt. Dit zijn dus vaak familieleden, maar het kunnen ook andere mensen zijn die de patiënt goed kennen en actief betrokken zijn bij zijn leven.
•Wat kun je doen om naasten te bereiken?
- Gebruik de reguliere kanalen: zoek in de persoonlijke bezittingen van de patiënt om contactgegevens te vinden.
- Lukt dit niet? Vraag dan de politie om via hun kanalen de naasten te bereiken.
- In de tussentijd mag je al wel voorbereidende handelingen voor de donatie verrichten.
Zijn naasten niet te bereiken of kan de donatie niet langer worden uitgesteld? Dan vindt er geen donatie plaats.
•Zijn de nabestaanden ervan overtuigd dat de registratie niet klopt?
Bij een ‘ja’ in het Donorregister is er toestemming voor donatie. Deze registratie is leidend. De intentie is om de donatie door te laten gaan.
Het kan voorkomen dat nabestaanden ervan overtuigd zijn dat de registratie niet overeenkomt met de wens van de patiënt. Dan kunnen ze dit aannemelijk maken:
- Bij aannemelijk maken gaat het niet om bewijzen, maar om uiteenzetten en uitleggen.
- Jouw professionele oordeel als arts telt. Jij beslist of je op basis van dit gesprek de donatie wel of niet door laat gaan.
Let op: Alleen nabestaanden t/m de 2e graad kunnen de registratie in het Donorregister weerleggen. Anderen mogen dit wettelijk niet.
- Wie zijn nabestaanden t/m 2e graad? (Modelprotocol 4.7)
- Bezwaar nabestaanden tegen de aard van de registratie (Modelprotocol 4.10)
•Hebben nabestaanden persoonlijk moeite met donatie?
De nabestaanden kunnen ook aangeven dat zij persoonlijk moeite hebben met de donatie.
Probeer dan te begrijpen en door te vragen waar de bezwaren vandaan komen: zijn er bepaalde aannames over de procedure of speelt er iets vanuit de levensbeschouwing of cultuur?
- Lees hoe je omgaat met deze bezwaren (Modelprotocol 4.11)
Geen bezwaar tegen donatie
•Hoe bespreek je de 'geen bezwaar'-registratie?
Iedereen vanaf 18 jaar staat in het Donorregister. Als je zelf niet actief een keuze invult, sta je met toestemming geregistreerd op basis van een 'geen bezwaar'-registratie. Hiervan ben je op de hoogte gebracht door 3 brieven van de overheid.
- Informeer de naasten over de registratie.
- Vraag de naasten of ze weleens over donatie gesproken hebben met de patiënt.
- Geef uitleg over de procedure.
- Bekijk de animatie hieronder en gebruik de voorbeeldzin om de registratie uit te leggen.
•Met wie voer je het gesprek?
Het gesprek bij een 'geen bezwaar'-registratie voer je in de praktijk meestal met de directe familie. Denk aan de partner, kinderen of broer/zus. Zijn deze niet bereikbaar? Probeer dan de donatie uit te stellen totdat er wel iemand bereikt is.
Volgens de wet is het ook toegestaan om naasten te informeren. Dit zijn alle mensen die een (grote) rol spelen in het leven van de patiënt. Dit zijn dus vaak familieleden, maar het kunnen ook andere mensen zijn die de patiënt goed kennen en actief betrokken zijn bij zijn leven.
•Wat kun je doen om naasten te bereiken?
- Gebruik de reguliere kanalen: zoek in de persoonlijke bezittingen van de patiënt om contactgegevens te vinden.
- Lukt dit niet? Vraag dan de politie om via hun kanalen de naasten te bereiken.
- In de tussentijd mag je al wel voorbereidende handelingen voor de donatie verrichten.
Zijn naasten niet te bereiken of kan de donatie niet langer worden uitgesteld? Dan vindt er geen donatie plaats.
•Zijn nabestaanden ervan overtuigd dat de registratie niet klopt?
Bij een ‘geen bezwaar'-registratie in het Donorregister is er toestemming voor donatie. Deze registratie is leidend. De intentie is om de donatie door te laten gaan.
Het kan voorkomen dat nabestaanden ervan overtuigd zijn dat de registratie niet overeenkomt met de wens van de patiënt. Dan kunnen ze dit aannemelijk maken:
- Bij aannemelijk maken gaat het niet om bewijzen, maar om uiteenzetten en uitleggen.
- Jouw professionele oordeel als arts telt. Jij beslist of je op basis van dit gesprek de donatie wel of niet door laat gaan.
Let op: Alleen nabestaanden t/m 2e graad kunnen de registratie in het Donorregister weerleggen. Anderen mogen dit wettelijk niet.
- Wie zijn nabestaanden t/m 2e graad? (Modelprotocol 4.7)
- Bezwaar nabestaanden tegen aard registratie (Modelprotocol 4.10)
•Hebben nabestaanden persoonlijk moeite met donatie?
De nabestaanden kunnen ook aangeven dat zij persoonlijk moeite hebben met de donatie.
Probeer dan te begrijpen en door te vragen waar de bezwaren vandaan komen: zijn er bepaalde aannames over de procedure of speelt er iets vanuit de levensbeschouwing of cultuur?
- Lees hoe je omgaat met deze bezwaren (Modelprotocol 4.11)
Mijn partner of familie beslist voor mij
•Hoe bespreek je de wens dat de partner of familie beslist?
Bij de registratie 'Mijn partner of familie beslist voor mij' laat de patiënt de beslissing over aan partner of familie.
- Informeer de partner of familie over de registratie.
- Vraag of deze registratie bekend was bij de partner of familie.
- Geef informatie over de procedure.
- Geef de tijd om alle informatie te verwerken, na te lezen en na te denken over de beslissing.
- Bekijk de animatie hieronder en gebruik de voorbeeldzin om de registratie uit te leggen.
•Met wie voer je het gesprek?
Het donatiegesprek voer je met nabestaanden t/m de 2e graad. Er zijn 3 categorieën:
- Echtgenoot/echtgenote, geregistreerde partner of andere levensgezel van de patiënt.
- Meerderjarige bloedverwanten t/m de 2e graad: (adoptie)kinderen, (adoptie)ouders, broers, zussen, grootouders en kleinkinderen.
- Meerderjarige aanverwanten t/m de 2e graad: kinderen van de echtgenoot/ echtgenote (of geregistreerde partner), schoon(groot)ouders, zwagers, schoonzussen, schoonzonen, schoondochters en stiefkleinkinderen.
De volgorde bepaalt de beslissingsbevoegdheid:
- Neem eerst contact op met een persoon uit categorie 1. Deze persoon maakt de keuze. Je hoeft geen toestemming te vragen aan een persoon uit een volgende categorie.
- Is er geen nabestaande uit categorie 1 of is die niet te bereiken? Dan benader je een persoon uit categorie 2, en zo verder.
- Je verricht redelijke inspanningen om nabestaanden uit een categorie te bereiken, maar je hoeft niet iedereen te bereiken.
Lees meer in het Modelprotocol (4.7): Wie zijn nabestaanden t/m 2e graad?
•Nabestaanden niet bereikbaar?
Je doet er alles aan om nabestaanden te bereiken. Als er geen nabestaanden te vinden zijn, dan gaat de donatie niet door. Je mag geen toestemming vragen aan de naasten, omdat naasten niet beslissingsbevoegd zijn.
•Kan de toestemming nog teruggetrokken worden?
De partner of familieleden kunnen de toestemming terugtrekken tot het moment dat de overledene naar de operatiekamer/het mortuarium gaat voor de donatie van organen of weefsels.
Ik wijs één persoon aan die beslist
•Hoe bespreek je als de patiënt de beslissing overlaat aan één persoon?
Bij de registratie 'Ik wijs één persoon aan die beslist' laat de patiënt de beslissing over aan de aangewezen persoon.
De beslissing van de persoon die genoemd is in de registratie is leidend voor donatie. Het maakt voor de wet niet uit hoe lang geleden de specifieke persoon contact heeft gehad met de patiënt.
- Informeer deze persoon over de registratie.
- Vraag of deze registratie bekend was bij de aangewezen persoon.
- Geef informatie over de procedure.
- Geef de tijd om alle informatie te verwerken, na te lezen en na te denken over de beslissing.
- Bekijk de animatie hieronder en gebruik de voorbeeldzin om de registratie uit te leggen.
•Met wie voer je het gesprek?
De aangewezen persoon is aanwezig bij het gesprek. Je geeft informatie die nodig is om een geïnformeerd besluit te nemen.
•Is de aangewezen persoon niet bereikbaar?
Je doet er alles aan om deze persoon te bereiken. Is dit niet is gelukt? Dan kun je de donatievraag aan de nabestaanden stellen.
Lees meer in het Modelprotocol (4.7): Wie zijn nabestaanden t/m 2e graad?
Als er geen nabestaanden zijn, dan gaat de donatie niet door. Je mag je geen toestemming vragen aan naasten. Zij zijn namelijk niet beslissingsbevoegd.
•Kan de toestemming nog teruggetrokken worden?
De aangewezen persoon (beslissingsbevoegde) kan de toestemming terugtrekken tot het moment dat de overledene naar de operatiekamer/het mortuarium gaat voor de donatie van organen of weefsels.
Nee, ik wil geen donor worden
•Wat doe je bij een 'nee'-registratie?
De patiënt heeft expliciet aangegeven geen donor te willen zijn. Er is geen toestemming voor donatie.
Donatie gaat bij deze registratie nooit door.
- Informeer de naasten dat er geen toestemming is voor donatie.
- Bekijk de animatie hieronder en gebruik de voorbeeldzin om de registratie uit te leggen.
Begeleiding van de ODC
Vertel de naasten dat ze begeleiding krijgen van een orgaandonatiecoördinator (ODC). Die kan vragen beantwoorden over de donatieprocedure. Overleg van tevoren of de ODC aansluit bij het donatiegesprek of telefonisch bereikbaar is.
Hoe geef je uitleg over de procedure?
Gaat de donatie door? Geef de naasten duidelijke uitleg over de procedure. Realiseer je dat dit veel informatie is en voor de meeste mensen compleet nieuwe informatie.
- Luisteren is belangrijker dan spreken. Ga in op zorgen en beantwoord vragen.
- Doseer medische informatie en vermijd jargon.
- Zorg voor goede verwachtingen over de duur van de procedure.
•Verwacht je vragen vanuit levensbeschouwing, religie of cultuur?
Neem contact op met een geestelijk verzorger of medisch maatschappelijk werker uit jouw ziekenhuis. Vraag deze persoon eventueel bij het donatiegesprek.
•Tip! Gebruik de praatplaat bij het gesprek
De praatplaat biedt de familie houvast tijdens het donatiegesprek. Op de plaat staan de stappen van orgaandonatie afgebeeld en is er ruimte voor aantekeningen. Geef de praatplaat na afloop mee.
Bestellen praatplaat (scheurblok): info@transplantatiestichting.nl
Afronden donatiegesprek
- Vat samen waar jullie over gesproken hebben. Of vraag een naaste die bij het gesprek is om dit te doen.
- Benoem de conclusie: wel/geen donatie.
- Vraag of dit klopt en of alles duidelijk is.
•Tip! Geef informatie mee voor thuis
Geef na afloop informatie mee voor thuis of deel de online informatie.
Uitgebreide informatie
Uitgebreide toelichting op het donatiegesprek en het wettelijke kader?
Modelprotocol Donatiegesprek
Interessante scholing voor jou
3. Aanmelden orgaandonor
Na het donatiegesprek en het verzamelen van alle gegevens, kan de orgaandonor aangemeld worden. Wat is hiervoor nodig?
•Medisch onderzoek organen
Vóór de aanmelding van een orgaandonor zijn er nog diverse medische onderzoeken nodig om te beoordelen welke organen geschikt zijn voor donatie en een heteroanamnese naar de medische en sociale voorgeschiedenis. Daarnaast wordt altijd bloed afgenomen voor weefseltypering en virologie.
De orgaandonatiecoördinator (ODC) coördineert deze onderzoeken en werkt hierin samen met de behandelend arts.
Lees ook: Medische onderzoeken en Heteroanamnese (Modelprotocol)
•Aanmelden bij Eurotransplant
Als alle onderzoeken zijn afgerond en de patiënt geschikt blijkt te zijn als orgaandonor, meldt de ODC de orgaandonor aan bij Eurotransplant. Eurotransplant wijst organen toe aan ontvangers op basis van de actuele allocatieregels.
•Regelen logistiek
Als coördinator van de donatieprocedure organiseert de ODC de logistiek rondom de procedure.
- Tussen het tijdstip van de aanmelding van de donor en de start van de orgaanuitname moet 4 tot 6 uur zitten. Voor hartdonatie is dit 8 uur.
- Deze tijd is nodig om de ontvangers op te roepen en de voorbereidingen voor de transplantatie te verrichten. Hoeveel uren precies nodig zijn, hangt af van de organen die worden gedoneerd.
De ODC regelt de logistiek:
- Er is een operatiekamer beschikbaar.
- Er wordt een uitnameteam opgeroepen.
- Het kruismateriaal wordt naar het laboratorium gestuurd.
- Het vervoer van de organen.
Uitgebreide informatie
Meer weten over aanmelden?
4. Vaststellen dood
Als er uit het donatiegesprek volgt dat donatie mogelijk is, kan de procedure starten. Dit kan een DBD- of DCD-procedure zijn.
- DBD: Donation after Brain Death
Bij een DBD-procedure wordt de dood vastgesteld op grond van neurologische criteria (hersendood). - DCD Donation after Circulatory Death
Bij een DCD-procedure wordt de dood vastgesteld op grond van circulatoire criteria.
•Vaststellen dood bij de DBD-procedure
Bij het vermoeden op hersendood wordt de DBD-procedure gestart.
- Voer het hersendoodprotocol uit voor het vaststellen van hersendood.
- Hersendood vastgesteld? Vul het hersendoodformulier in.
- Breng de donor naar de operatiekamer op een tijdstip dat vooraf is afgestemd met alle betrokken professionals en de naasten. Dit is enige uren na het vaststellen van de hersendood.
- Neem het hersendoodformulier en het donatieformulier mee naar de operatiekamer.
Uitgebreide informatie
Meer weten over DBD?
•Vaststellen dood bij de DCD-procedure
De DCD-procedure start als er is besloten om de levensondersteunende behandeling van een patiënt te beëindigen en als de hersendood niet kan worden vastgesteld. Na het stoppen van de behandeling en de beademing volgt de agonale fase en het vaststellen van de dood op basis van circulatoire criteria. De procedure kent 3 fases:
1. Stoppen van de behandeling
- Het stoppen van de behandeling vindt bijna altijd plaats op de intensive care (IC). Stem het tijdstip van switch-off af met de naasten, de intensive care en de orgaandonatiecoördinator (ODC). De ODC regelt het zelfstandig uitnameteam (ZUT).
- De switch-off kan ook plaatsvinden op de operatiekamer (OK), met als voordeel dat de warme ischemietijd korter is. Dit besluit neem je altijd in goed overleg met de naasten. Zij moeten hiervoor toestemming geven.
2. Agonale fase
De agonale fase is de periode tussen de switch-off en het overlijden van de patiënt.
- De donor krijgt intraveneus heparine toegediend: 300 IE/kg lichaamsgewicht. Dit gebeurt op het moment van switch-off of direct erna. Er moet hiervoor nog circulatie zijn.
- Er vindt observatie van de perfusie en de oxygenatie van de organen plaats.
- De ODC registreert de hartfrequentie, bloeddruk, ademhaling en zuurstofsaturatie.
Voor de kwaliteit van de organen mag de agonale niet langer dan 1 tot 2 uur duren.
3. Vaststellen dood: 2 cruciale momenten
Bij een DCD-procedure voor het vaststellen van de dood kent 2 cruciale momenten.
- Circulatiestilstand vaststellen
Er mag geen twijfel zijn over de circulatiestilstand:
- Maak gebruik van een vaste arterielijn die met voldoende sensitiviteit en specificiteit alle veranderingen in de arteriële pulsaties en druk kan meten.
- Verricht daarnaast indien nodig niet-invasief onderzoek zoals een bloeddrukmeting, auscultatie van het hart, elektrocardiografie of echocardiografie.
- No-touchtijd van 5 minuten
Na het vaststellen van de circulatiestilstand volgt een no-touchtijd van 5 minuten.
- Tijdens de no-touchtijd mogen geen handelingen worden verricht. De periode eindigt op het moment dat voldoende zeker is dat de circulatiestilstand permanent is.
- Pas na de 5 minuten no-touchtijd kan de dood definitief worden vastgesteld. In de 5 minuten no-touchtijd mag de donor niet vervoerd worden.
Vervolg:
- Breng de donor direct naar de operatiekamer.
- Vul het donatieformulier en tijdstip van overlijden in en stuur dit mee naar de operatiekamer.
Uitgebreide informatie
Meer weten over DCD?
5. Donorbehandeling
Het behandelen van de orgaandonor verschilt bij een DCD- en DBD-procedure. Lees hier wat je moet doen in beide procedures.
•Donorbehandeling DCD
De DCD-procedure start als besloten is te stoppen met een medische behandeling die niet langer zinvol is, en als de hersendood niet kan worden vastgesteld. Het duurt een aantal uur voordat de behandeling werkelijk gestopt wordt. In deze fase is het bieden van comfort en het behoud van een goede orgaanfunctie van belang.
Wanneer toedienen heparine bij DCD?
Het toedienen van heparine is nodig voor een goede lever-, long- en pancreaskwaliteit. Goed om te weten:
- Dien heparine toe ten tijde van switch-off.
- Traumapatiënt met duidelijk uitwendig letsel? Dan wordt heparine afgeraden.
- Orgaandonatie na euthanasie? Dien ook heparine toe (zie richtlijn orgaandonatie na euthanasie).
Richtlijnen DCD-hartdonatie
- Wees terughoudend met het toedienen van inotropie, vasopressie en andere cardiodepressieve middelen.
- Gebruik indien noodzakelijk bij voorkeur kortwerkende middelen. Probeer deze zo laag mogelijk te doseren.
- Voor het functioneren van de hartperfusiemachine dient het hematocriet van de donor idealiter > 0,3 l/l te zijn.
•Donorbehandeling bij DBD
Tot de uitname van de organen wordt er alles aan gedaan om de functie van de organen zo goed mogelijk te houden of zelfs te verbeteren. Dit noemen we donorbehandeling. Bekijk hieronder de adviezen in het kort.
Let op
Hieronder staan in het kort de aanbevelingen per onderdeel. Alle details en de toelichting vind je in het Modelprotocol.
1. Hemodynamische (in)stabiliteit: monitoring
Er is volgens de huidige consensus sprake van adequate volumetoediening, bij een lage noodzakelijke dosering van vasoactieve middelen bij:
- gemiddelde arteriële bloeddruk (MAP) 60 – 90 mmHg
- diurese > 0,5 – 3 ml/kg/uur
- hartfrequentie 60 – 120 / minuut
2. Vloeistoftherapie
- Streef naar euvolemie in de donor.
- Kies bij voorkeur voor vloeistoftherapie met bolustoediening in plaats van continue toediening, om het risico op hypervolemie te voorkomen.
3. Hemodynamische ondersteuning
- Start met vasopressoren en/of inotropica volgens het lokale protocol, als de hemodynamische doelen niet gehaald kunnen worden met vloeistoftoediening.
- Vermijd hoge doseringen van bèta-agonisten bij potentiële hartdonoren.
4. Behandelen aritmie
Tachycardie
- Sluit oplosbare onderhoudende oorzaken van de tachycardie uit, voordat u start met een medicamenteuze behandeling. Een onderhoudende oorzaak kan bijvoorbeeld hypovolemie zijn.
- Een slecht verdragen tachycardie moet met een bètablokker behandeld worden. Esmolol heeft de voorkeur wegens zijn korte halfwaardetijd.
- Kies bij voorkeur voor intraveneuze toediening via een perfusorpomp.
Bradycardie
- Geef bij voorkeur isoprenaline, vanwege het directe chronotrope effect op de hartspier.
- Geef isoprenaline in een dosering van 1 mcg intraveneus. Herhaal dit elke minuut totdat de hartfrequentie stijgt. Of vervolg de behandeling met een continue infusie die getitreerd is op de hartfrequentie.
- Dien bij acute nood adrenaline toe.
- Blijkt chronotrope medicatie onvoldoende effectief, overweeg dan intravasculaire pacing.
Atriumfibrilleren
- Corrigeer, als dat kan, mogelijke onderliggende oorzaken van atriumfibrilleren.
- Overweeg magnesium te suppleren.
- Probeer cardioversie – chemisch of elektrisch – om het hartritme te converteren naar een sinusritme. Hartdonatie is dan theoretisch nog mogelijk.
5. Hypertensie
- Start bij een systolische bloeddruk > 200 mmHg of een MAP > 130 mmHg met een antihypertensieve behandeling.
- Gebruik bij voorkeur een bètablokker (metoprolol, esmolol of labetalol) of nitroprusside, nitroglycerine of nicardipine.
- Geef bij potentiële hartdonoren bij voorkeur geen bètablokkers, maar liever een van de alternatieven.
6. Beademing
Aanbevelingen voor beademing bij mogelijke longdonatie:
- Beadem de long protectief volgens de geldende long-protectieve richtlijnen.
- Voer een recruitmentmanoeuvre uit na de apneutest.
- Overweeg recruitmentmanoeuvres om de PaO2-FiO2-ratio te verbeteren.
- Verbeter de kwaliteit van de longen door een bronchiaal toilet of door een uitzuigscopie middels bronchoscopie.
- Gebruik een restrictief vloeistofbeleid.
- Voorkom sputumstase en zuig de tube regelmatig uit.
- Breng een neusmaagsonde met hevel in om aspiratie te voorkomen.
- Zet het hoofdeinde van het bed op 30 graden voor een goede houding van de donor.
- Volg de lokale richtlijnen voor het voorkomen van ventilator geassocieerde pneumonie
7. Medicatie
Aanbeveling corticosteroïden
- Dien intraveneus 15mg/kg methylprednisolon toe na het vaststellen van de hersendood. Dit heeft positieve effecten op de orgaanfunctie na de transplantatie.
- Herhaal dit elke 24 uur.
Aanbeveling vasopressine analogen
- Gebruik desmopressine (DDAVP) 1 – 4 mcg iv bij (verdenking van) diabetes insipidus. Bij aanhoudende polyurie (> 3 ml/kg/uur) kan nogmaals 1 – 2 mcgdesmopressine iv worden toegediend. Dit kan iedere 6 uur worden herhaald.
- Vasopressine en terlipressine hebben minder effect bij de behandeling van diabetes insipidus. Deze middelen kunnen wel een rol spelen bij de behandeling van hemodynamsiche instabiliteit.
Aanbeveling schildklierhormonen
- Dien niet standaard schildklierhormonen toe.
- Overweeg het gebruik van schildklierhormonen als de hemodynamische instabiliteit aanhoudt, ondanks euvolemie en optimale doseringen van vasoactieve medicamenteuze ondersteuning. Schildklierhormonen zorgen voor een verhoging van de contractiliteit van het hart. Dit komt door de chronotrope werking ervan en door een verlaging van de systemische vasculaire weerstand.
Aanbeveling gecombineerde hormoontherapie
- Kies niet standaard voor gecombineerde hormoontherapie.
8. Glucoseregulatie en elektrolyten
Aanbevelingen voor glucoseregulatie:
- Volg de huidige praktijk: streef naar een glucosewaarde in het serum van 6 – 8 mmol/l.
Aanbevelingen bij elektrolytstoornissen:
- Streef normaalwaarden voor elektrolyten na.
- Volg voor de behandeling van elektrolytstoornissen de richtlijn elektrolytstoornissen.
9. Transfusiegrenzen
Aanbevelingen voor transfusiegrenzen:
- Huidige praktijk: Hb > 4,3 mmol/l.
- Bij klinische bloeding trombocyten en/of plasmafactoren.
- Overleg met de accepterend arts, voordat je een perioperatieve correctie van stollingsfactoren toepast.
10. Temperatuurregulatie en voeding
Aanbevelingen temperatuurregulatie:
- Houd de temperatuur van de donor > 35 °C.
- Overweeg passief koelen bij koorts.
Aanbevelingen voeding:
- Start of continueer enterale voeding volgens het lokale protocol.
11. Preventie en behandeling van bacteriële infecties
Aanbevelingen voor de preventie en behandeling van infecties:
- Neem bloed, sputum, urine en eventueel wondkweken af bij alle donoren. Herhaal dit bij koorts zo nodig na 24 uur.
- Continueer antibioticabehandelingen die al gestart zijn.
- Behandel bewezen infecties volgens het lokale of landelijke protocol.
- Dien SDD/SOD toe volgens het protocol.
6. Nazorg na donatie
Goede nazorg voor nabestaanden helpt bij de rouwverwerking. Heldere uitleg en goede informatievoorziening kunnen hierbij veel betekenen. Op onze website vind je uitgebreide informatie en steun voor nabestaanden die te maken hebben gehad met orgaan- of weefseldonatie van een dierbare.
Uitgebreid naslagwerk
Guide to the Quality and Safety of Organs for Transplantation
Europese richtlijn met de nieuwste inzichten en standaarden voor orgaandonatie en -transplantatie, gebaseerd op recent wetenschappelijk onderzoek.
- Uitgave: European Directorate for the Quality of Medicines & Health Care (EDQM), Council of Europe. 9e editie – 2025
Vragen? Bel het Orgaancentrum
Bel het Orgaancentrum voor het raadplegen van het Donorregister of het aanmelden van een weefseldonor. Ook bij twijfel of als je vragen hebt.
24 uur per dag