Het UMCG en het Erasmus MC voeren sinds 2004 levertransplantaties uit met een levende donor. Ze doen dat steeds vaker en het LUMC in Leiden wil er ook mee beginnen. Voor volwassen patiënten maken zogenoemde levende donor-levertransplantaties (LDLT) nu nog slechts een procent uit van het totaal, vertelt maag-darm-leverarts prof. dr. Herold Metselaar (Erasmus MC). ‘De komende jaren willen we uitbreiden naar tien procent, uiteindelijk is twintig procent misschien haalbaar.’ Het Erasmus MC begon ermee omdat bijna één op de vijf patiënten stierf voor er een donorlever beschikbaar kwam. ‘Bovendien gaan mensen die lang op de wachtlijst staan steeds verder achteruit, waardoor de transplantatie uiteindelijk moeizamer verloopt.’
Acuut leverfalen
Het UMCG richt zich bij levende donor-levertransplantaties tot nu toe op kinderen en adolescenten. ‘We merkten dat kinderen steeds langer moesten wachten op een lever’, verklaart transplantatiechirurg dr. Marieke de Boer, coördinator van het levende-donorprogramma in het UMCG. ‘Bovendien kunnen we er bij kinderen met acuut leverfalen steeds minder van op aan dat er binnen 48 uur een lever beschikbaar is via het hoog-urgente systeem van Eurotransplant.’
De laatste jaren nam het aantal levende transplantaties bij kinderen een vlucht. ‘Meer dan de helft van de levers die we transplanteren is nu afkomstig van een levende donor. Vorig jaar deden we er dertien’, vertelt dr. René Scheenstra (UMCG), maag-darm-leverarts voor kinderen. ‘Het aantal postmortale leverdonoren neemt onder meer af doordat de gemiddelde leeftijd van deze groep stijgt. Om de lever van een volwassene geschikt te maken voor een kind moet de lever gesplitst worden, wat beter gaat bij een donor onder de vijftig jaar. We zagen de sterfte bij kinderen op de wachtlijst dan ook toenemen voordat we met levende donor-levertransplantaties begonnen.’
Eerder aan de beurt
De resultaten van de levende donor-levertransplantaties-programma’s zijn uitstekend. Een groot voordeel van levende transplantaties is dat je ze kunt plannen, waardoor het orgaan meteen na uitname getransplanteerd kan worden. Bij een overleden donor duurt dat langer, wat de kwaliteit van het orgaan niet ten goede komt. ‘De vijfjaarsoverleving van kinderen na levende donor-levertransplantaties is nu 95 procent’, aldus Scheenstra. ‘Sinds de intensivering van het levende-donatieprogramma in 2016 zijn er bijna geen kinderen meer overleden die op een lever wachten. Kinderen zijn nu óók eerder aan de beurt voor een postmortale lever omdat een deel van de kinderen een levende donor-levertransplantatie ondergaat.’
Risico’s voor de donor
Een belangrijk nadeel van levende donor-levertransplantatie is dat een gezonde donor een grote operatie krijgt. De kans op overlijden is klein, naar schatting 0,1 à 0,2 procent. ‘In Nederland is gelukkig nooit een levende leverdonor overleden. Vanuit het buitenland zijn wel enkele gevallen gerapporteerd. Donoren die overleden bleken achteraf vaak een onderliggende stoornis te hebben’, licht De Boer toe. ‘Mensen met bijvoorbeeld een stollingsstoornis zijn daarom nu uitgesloten van levende donatie.’
Het mooie van de lever is dat het weefsel weer kan aangroeien. Er is geen ander orgaan in ons lichaam met zo’n grote regeneratiecapaciteit. Zowel de donor als de ontvanger profiteert daarvan. Maar voordat het weefsel is aangegroeid moet er natuurlijk wel genoeg weefsel zijn om alle leverfuncties goed te kunnen vervullen. Het is daarom belangrijk om niet te kleine en niet te grote hoeveelheden lever bij een donor weg te nemen.
Meer interesse
Naar verwachting zal het aantal levende donorlevertransplantaties de komende jaren verder toenemen. ‘Ook mensen met uitzaaiingen van darmkanker in de lever - en nergens anders in het lichaam - kunnen in de toekomst in aanmerking komen voor een levertransplantatie’, aldus Metselaar. Hetzelfde geldt voor kinderen met stofwisselingsziekten.
Dankzij media-aandacht is er nu meer bekend over levende transplantaties en dat zorgt ook voor meer interesse. ‘Vroeger zeiden veel patiënten dat ze hun familie niet wilden belasten. We zien dat mensen deze optie nu vaker overwegen.’ De donor is meestal een familielid of vriend, maar er zijn ook mensen die anoniem een deel van hun lever afstaan. Uiteraard worden potentiële donoren uitgebreid gescreend, zowel lichamelijk als psychisch, om te kijken of iemand de operatie aankan en goed weet wat de risico’s zijn.