Teun hield van sleutelen aan auto’s en van muziek, vertelt zijn moeder Jitske: ‘Hij had altijd zo’n JBL-box bij zich. Teun had veel vrienden en was vaak onderweg. Er waren ook altijd jongelui bij ons.’ Op de fatale dag ging hij op zijn scooter een eindje rijden. ‘Zijn laatste appjes wisselde hij uit met een vriend in de buurt. Ze zouden samen een peukje doen.’
‘Misschien heeft hij zijn scooter uitgeleend…’
Toen Jitske met haar boodschappen naar huis reed, naderde een ambulance. ‘Ik dacht: als er maar geen van mij in ligt. Even later belde Gijs, Teuns broer, die vertelde dat Teun geschept was door een auto. De politie bracht Teuns vader en mij naar het ziekenhuis, met 200 km per uur en zwaailichten. De arts vertelde dat Teun 3 breuken in zijn schedel had en dat een deel van zijn hersenen geen zuurstof kreeg. Toen we naar hem toe gingen, dacht ik: misschien is het Teun niet, misschien heeft hij zijn scooter uitgeleend. Maar was echt mijn Teun.’
‘Je zal het maar nodig hebben’
‘De aansluitende nacht hebben we al over orgaandonatie gesproken,’ vertelt Jitske. ‘Gijs, Teun en ik hadden het erover gehad. Gijs wilde het niet, maar Teun zei: je zal het maar nodig hebben, en als je niet meer leeft, kun je er beter een ander mee helpen. Daarom dacht ik: als we Teun niet bij ons mogen houden, hoe mooi zou het dan zijn als we ergens nog een stukje Teun tegenkomen? We hebben dat zelf aangekaart bij de intensivist. Dat had hij nog nooit meegemaakt.’
‘Tijdens de onderzoeken hadden we tijd met Teun’
Er trad geen verbetering op. Jitske: ‘Links waren zijn hersenen zelfs al grotendeels afgestorven. Áls hij al bij zou komen, zou hij een kasplantje zijn. Dat had hij nooit gewild.’
De donatie werd voorbereid. ‘Alles werd zorgvuldig uitgelegd en ze vroegen wat we wilden. Zijn organen vond ik prima, maar ik wilde niet dat hij zijn huid doneerde. Tijdens de onderzoeken hadden we extra tijd met Teun. Gijs kon nog muziek voor hem draaien met die JBL-box.’
‘Die verpleegkundigen waren liefdevolle engelen’
Die avond werd de beademing stilgezet. Jitske: ‘Dan zit je te wachten tot je kind doodgaat, onbeschrijfelijk… Daarna kwamen de medewerkers ons condoleren. Toen voelde ik: nu heb ik echt geen Teun meer.’ Die volgende nacht bleven Jitske en Gijs slapen. ‘Twee verpleegkundigen kwamen me wakker maken, twee engelen, zo warm… Zij gingen Teun wassen, dat kon ik niet zelf, en zeiden: kom erbij zitten. Voor mij was dat heel liefdevol.’
‘We deelden shotjes melk uit’
Het bleef onwerkelijk, zegt Jitske. ‘Moet je ineens een kist voor je kind uitzoeken, zo raar…’ Over Teuns uitvaart wilde ze de regie houden. ‘Er kwam een dienst met een klein clubje, met Teuns JBL-box op de kist. Een geweldige klankkast. Dat had Teun prachtig gevonden. Daarna hebben we in zijn stamkroeg zijn leven gevierd. Teun dronk liters melk, dus we hebben shotjes melk uitgedeeld, en tosti’s en frikandellen. Zo zou hij het ook hebben gedaan.’
‘Dat meisje is zo jong…’
Teun doneerde zijn longen, lever, alvleesklier en nieren. ‘Zijn hart kon niet worden getransplanteerd, maar wel hartweefsel: de hartklep naar de longslagader,’ zegt Jitske. ‘Die is getransplanteerd bij een kind. Haar hartje kan kloppen omdat Teun een stukje van zichzelf heeft gegeven. Die hartklep is voor mij misschien nog wezenlijker dan de organen, want een hart kun je horen kloppen. En dat meisje was nog zo jong… Ik hoop dat ze er heel oud mee wordt.’
‘Bij de kei ben ik even bij Teun’
Jitske heeft haar eigen manieren om Teun te herdenken. ‘Ik ga vaak naar de kei die is geplaatst waar het ongeluk is gebeurd. Dan ben ik even bij hem. En samen met mijn moeder heb ik een troostdeken gemaakt van zijn kleding. Die sla ik soms lekker om me heen.’
Er is iets waar Jitske op hoopt: ‘Dat de ouders van dat meisje me schrijven. Van een andere ontvanger heb ik een brief gekregen die me echt steun gaf. Of liever: sTEUN.’