- 4.1. Algemeen uitgangspunt voor het donatiegesprek
- 4.2. Wie voert het donatiegesprek?
- 4.3. Wanneer vindt het donatiegesprek plaats?
- 4.4. Wat is het doel van het donatiegesprek?
- 4.5. Met welke naasten voert de functionaris het donatiegesprek?
- 4.6. Toestemming vragen aan nabestaanden of een specifieke persoon
- 4.7. Welke nabestaanden zijn beslissingsbevoegd?
- 4.8. Te bespreken onderwerpen bij orgaandonatie
- 4.9. Te bespreken onderwerpen bij weefseldonatie
- 4.10. De nabestaanden hebben bezwaar tegen de aard van de registratie
- 4.11. De nabestaanden hebben bezwaar tegen doorgang van de donatie
- 4.12. Vastleggen van de toestemming
- 4.13. Toestemming: en dan?
4.5. Met welke naasten voert de functionaris het donatiegesprek?
Met welke naasten de functionaris het gesprek over de registratie moet voeren, hangt af van de inhoud van het gesprek. De Wod maakt hierin onderscheid.
Hoeft de functionaris alleen de registratie in het Donorregister te bespreken en hoeft hij geen toestemming voor donatie te vragen, vanwege een ‘ja’- of ‘geen bezwaar’- registratie? Dan kan de functionaris het gesprek over de registratie voeren met een ‘naaste’ van de patiënt. Dit kan iedereen zijn die een (grote) rol speelde in het leven van de patiënt en dus de patiënt goed kende en actief betrokken was bij zijn leven. Of de persoon die in het ziekenhuis is hieronder valt, is aan het professionele inzicht van de functionaris om te bepalen.
Moet de functionaris aan de nabestaanden toestemming voor donatie vragen, vanwege de registratie ‘beslissing overgelaten aan nabestaanden’, wilsonbekwaamheid, geen registratie, een blokkade van het register of een registratie van een minderjarige? Dan moet hij het gesprek voeren met nabestaanden t/m de 2e graad. Volgens de Wod zijn alleen zij beslissingsbevoegd. Zie voor meer informatie hierover paragraaf 4.6.
Wat doen de functionaris en het ziekenhuis om de naasten te bereiken?
Het kan voorkomen dat er geen naasten bij de patiënt aanwezig waren op het moment dat hij in het ziekenhuis werd opgenomen. Zodra de patiënt opgenomen is, spannen het ziekenhuis en de functionaris zich altijd in om de naasten van de patiënt over de opname te informeren. Als de patiënt overleden is of als een overlijden aanstaande is, zullen zij een nog grotere inspanning moeten verrichten om de naasten te bereiken.
Voor het bereiken van de naasten gebruiken de functionaris en het ziekenhuis de reguliere kanalen. Zij doorzoeken de persoonlijke bezittingen van de patiënt om contactgegevens te vinden. Als dit niet lukt, vragen zij de politie om via hun kanalen de naasten te bereiken.
In het multidisciplinair overleg spreken de betrokkenen een termijn af waarbinnen een naaste bereikt moet zijn, alvorens de donatie voort te zetten of af te breken. Als er geen naaste wordt bereikt, kan er geen donatie plaatsvinden. Het informeren van de naasten over de registratie is namelijk een verplicht onderdeel van de procedure. Daarnaast kan de functionaris via de naasten ook informatie verkrijgen over de medische en sociale voorgeschiedenis van de patiënt, met inbegrip van diens wilsbekwaamheid.
Welke termijn er gesteld wordt voor het bereiken van de naaste, hangt af van verschillende factoren, zoals de medische situatie van de patiënt. Weefseldonatie is bijvoorbeeld mogelijk tot 24 uur na overlijden, mits de donor binnen 6 uur is gekoeld.