Het uitnameteam neemt meer uit dan alleen het orgaan
De chirurg moet wat meer weefsel uit het lichaam nemen dan alleen de organen. Het doel hiervan is dat de transplantatie zo goed mogelijk gaat. Per donor kan het verschillen wat de chirurg precies aan extra weefsel meeneemt. Want het is per persoon verschillend hoe een orgaan er precies uitziet. En hoe het in het lichaam vastzit.
Organen en weefsels in het lichaam zijn met elkaar verbonden. Om een orgaantransplantatie te laten slagen, is het nodig samen met de organen ook wat weefsel van de donor uit het lichaam te nemen. Van iedereen ziet het lichaam er iets anders uit. Daarom verschilt het per donor wat er precies aan extra weefsel nodig is voor een succesvolle transplantatie.
Bij elke donor neemt de chirurg een stukje van de milt en een stukje van de bloedvaten uit die vastzitten aan de organen die gedoneerd worden. Meestal zitten hier ook vetweefsel en lymfeklieren bij.
Per orgaan wordt daarnaast nog meer uitgenomen:
- bij de nieren: de urineleider, soms ook extra bloedvaten en een stuk van de bijnieren omdat deze aan de nieren vastzitten
- bij de lever: de galblaas en galwegen, bloedvaten en een deel van het middenrif, omdat de lever hier heel dicht tegenaan zit
- het hart: een deel van de lichaamsslagader (aorta), een deel van de aortaboog, bloedvaten
- de longen: een deel van de luchtpijptak
- de dunne darm: een deel van de dikke darm. Deze wordt niet altijd mee getransplanteerd, maar hierdoor wordt het uitnemen makkelijker, sneller en veiliger
- bij de alvleesklier: de hele milt, de twaalfvingerige darm, een stukje dunne darm en bloedvaten. De twaalfvingerige darm wordt voor het grootste deel wel mee getransplanteerd om de alvleesklier aan te sluiten op de dunne darm van de ontvanger
Milt
De milt of een deel daarvan wordt altijd uitgenomen, maar wordt niet getransplanteerd. De milt is nodig om onder andere de 'kruisproef' te doen. Dit onderzoek laat zien hoe groot de kans is dat het lichaam van de ontvanger het donororgaan afstoot. Als die kans erg groot is, is het soms beter om het orgaan aan iemand anders te geven. Er wordt ook bloed afgenomen bij de donor voor onderzoek. Bloed afnemen gebeurt meestal al op de intensive care. Met elk orgaan gaat een buisje met bloed mee.
Bloedvaten
Bloedvaten die vastzitten aan het orgaan, gaan mee om het orgaan aan te sluiten in het lichaam van de ontvanger. Soms is daar ook nog een extra stuk bloedvat voor nodig. Dat haalt de chirurg uit het bekken van de donor. Als dat bloedvat niet geschikt is, neemt de chirurg een ander bloedvat uit.
Bloed van de donor
Als de organen van de donor uit het lichaam zijn genomen, worden ze gespoeld met een bewaarvloeistof. Hierdoor wordt ook het bloed van de donor uit de organen gespoeld. Het bloed van de donor kan niet in de organen blijven, omdat het in de organen zou stollen. Dan is het orgaan niet meer bruikbaar voor een transplantatie. Er blijft wel wat bloed van de donor in het lichaam achter. Maar bij de donoroperatie verliest de donor een groot deel van het bloed. Hierdoor is de huid van de donor na de uitname erg wit.