'Transplanteren? Ik moest er niet aan denken'

30 juli 2019

Doorlopend moe, het gevoel van een zak beton op je schouders. Dat had Rosarijn de Warrimont (65) uit Eindhoven jarenlang. Ze moest steeds meer tijd op de bank doorbrengen, totdat ze in 2014 een donorlever kreeg. ‘Dat ik zo weinig kon, kan ik me nu amper meer voorstellen.’

Primaire scleroserende cholanchitis (PSC) is een auto-immuunziekte: het lichaam herkent zijn eigen cellen niet en keert zich ertegen. Bij Rosarijn de Warrimont betekende dit dat haar galwegen dicht gingen zitten door ontstekingen. Daardoor ging haar lever steeds slechter werken. Jarenlang functioneerde ze nog redelijk, vertelt ze. ‘Pas als je lever nog maar voor 20% werkt, begin je het echt te voelen.’

Foto Rosarijn de Warrimont met haar kleinkinderen. Zij ontving een donorlever.
Rosarijn de Warrimont met haar kleinkinderen

‘Met nieuw onderzoek ontdekten ze wat ik had’

Na de geboorte van haar tweede zoon, in 1980 bleef ze jarenlang moe. ‘Mijn leverfunctie was niet goed. Ik was docent scheikunde en biologie en werkte voor 80%, ook toen ik kinderen had. Maar dat werd steeds zwaarder. 25 jaar geleden werd het mogelijk om inwendig onderzoek te doen met moderne apparatuur en toen ontdekten ze dat ik PSC had. Dat was niet te behandelen.’

‘Werken werd steeds zwaarder’

‘Langzaam ging ik achteruit, omdat mijn lever steeds meer ging verharden. Ik ging 40% werken. De school stond vlakbij, en na elk lesuur ging ik thuis op de bank liggen, zodat ik daarna weer les kon geven. Totdat de arts zei dat ik moest stoppen met werken. Dat is nu 8 jaar geleden.’

Ik kan nu boodschappen doen én daarna de hond uitlaten

‘Ik leefde op kunstvoeding’

Een levertransplantatie kwam in zicht. ‘Daar moest ik niet aan denken, verschrikkelijk!’ zegt ze. Maar in 2013 werd ze gescreend en kwam ze op de wachtlijst. ‘Ik kon bijna niks meer. Omdat ik zware bloedarmoede had, leek het steeds alsof ik een zak beton op m’n schouders had. En ik leefde op kunstvoeding. Als ik 100 meter met de hond liep, kwam ik op de suiker van een paar pepermuntjes weer thuis.’

‘Ik ben nooit gedeprimeerd geweest’

‘Toch ben ik nooit gedeprimeerd geweest. Mijn omgeving maakte zich drukker om mij dan ik om mezelf. En dat terwijl ik rare, gevaarlijke dingen kreeg, zoals spataderen in mijn slokdarm die ook een keer een bloeding hebben veroorzaakt. Ik had wel dood kunnen bloeden.’

‘Eindelijk kwam ik boven aan de wachtlijst’

Hoewel het heel slecht ging, kwam ze steeds net niet boven aan de wachtlijst. ‘Na twee ontstekingen in mijn lever met bacteriën in mijn bloed schoof ik door, en na 9 maanden was er een donorlever. Ik had net een bloedtransfusie gehad, dus ik was sterk genoeg voor de operatie.’

‘Ik bén er nog!’

Vlak voor de transplantatie kwamen haar kinderen haar opzoeken, een bijzonder moment. En toen ze door de klapdeuren werd gereden, zag ze twee jongens staan, de anesthesisten. ‘Ik dacht: zó jong, dat kunnen mijn leerlingen wel zijn! Heel grappig. De operatiezaal had uitzicht op de skyline van Rotterdam. Ik kreeg iets om rustig te worden, maar zei de hele tijd: ik bén er nog, hoor! De laatste keer dat ik dat zei, was toen ik wakker werd met slangen en infusen aan mijn lijf.’

‘Veel vrienden en kennissen hebben me geholpen’

Toen ze twee weken later thuiskwam, vroeg iedereen steeds: kan ik iets doen? ‘Het was heel fijn als iemand me naar het ziekenhuis in Rotterdam kon rijden voor de controle, want daar kon mijn man niet steeds vrij voor nemen. Veel vrienden en kennissen hebben elkaar afgewisseld en me zo heel goed geholpen. Ook was het soms prettig om er iemand bij te hebben in de spreekkamer.’

‘Eén dag per week pas ik op de kleinkinderen’

De eerste anderhalf jaar had Rosarijn last van de medicijnen tegen de afstoting van de lever. Sinds ze andere middelen heeft, gaat het fantastisch, zegt ze. ‘Ik kan nu boodschappen doen én daarna de hond uitlaten. Eén vaste dag pas ik op de kleinkinderen, samen met mijn man, en soms ook tussendoor. Voor de transplantatie hadden we al twee kleinkinderen en daarna zijn er nog vier bijgekomen. Zonder de donorlever had ik die nooit gekend.’

‘Dit jaar ben ik 4 geworden’

Rosarijn realiseert denkt regelmatig aan de donor. ‘Ik denk vooral aan de familie die het mogelijk heeft gemaakt dat de donor de lever heeft afgestaan. Ik ben er heel blij mee. Elk jaar vier ik mijn transplantatiedag, dit jaar ben ik 4 geworden. We halen altijd taart. Tegelijk besef ik dat dit de sterfdatum van de donor is. Maar die heeft het wel mogelijk gemaakt dat ik in deze reservetijd kan leven.’

Benieuwd naar andere persoonlijke verhalen? Lees hier meer ervaringen van mensen die een donororgaan of -weefsel hebben ontvangen, nabestaanden zijn van een donor of mensen die bij leven een nier of stukje van hun lever hebben afgestaan.

Meer ervaringsverhalen lezen

‘Ik vertel graag aan jongeren wat de donor teweeg heeft gebracht’

Een springlevende Nico van der Meij (41) uit Leiden vertelt - buiten coronatijd - op scholen hoe het in 2014 met hem ging. Hij laat dan ook stukjes film zien uit die tijd. De leerlingen geloven hun … Lees verder

In beweging na je transplantatie

Voor ontvangers van een donororgaan kan het lastig zijn om weer op hun lichaam te vertrouwen. Sporten durven ze dan niet zo goed. Walk&Talk helpt ze over de drempel: een wekelijkse wandeling met … Lees verder

‘Ik dacht: een donororgaan is toch voor zíéke mensen?’

In 2012 is Jelger van der Weij uit Amsterdam een student met een bijbaan. Na wat vage klachten staat plotsklaps zijn wereld op z’n kop: hij heeft leverkanker. In 2015 krijgt hij een donorlever: … Lees verder